Voorstelling van Frustratie
Mocht ik nog eens de tijd nemen iets op papier te zetten, dan zou ik me daaraan toewijden.
Maar ik neem de tijd niet. Er is te veel. Een pluraliteit, een anarchie, een chaotische geheel, een dystopie aan zaken die als goed worden voorgebracht waaruit een synthese meer dan moeilijk kan gemuteerd worden. Het is een tijd waarin toestanden tegelijk teer en tergend verhaald worden. Waarin waarheid en werkelijkheid onafhankelijke begrippen werden. Waar rede en razernij elkaar soms raken; maar meer dan waarschijnlijk eenzelfde manifestatie zijn van een onkunde om de omgeving weer te geven.
Het Utopia, indien dat idee aanvaard wordt, ons ingeprent door enkelen die aandacht krijgen, verging. Dat ideale, die zucht en dat streven om aan een ideologie vast te klampen, is immaterieel en onbestaand. Het is een voorstelling die ons voorgekauwd wordt. Een reddeloze roep voort te maken met magere middelen alsof men, van bovenaf, met minder empathie een meerwaarde kan laten manifesteren.
Alsof de verhalen van Hazār Afsān reëel zijn. Zorgvuldig omkaderde sprookjes over wat zou kunnen zijn, niet over wat is. Wat was werd en wordt verwrongen. De meute moet mee zonder meerwaarde te krijgen, hoewel ze het wel moeten creëren. Dag in, dag uit.
De pers neemt de tijd niet meer om uit nieuws een vorm van notulen te nijpen die vast staan.
Ze zijn moe. Wij zijn dat. En de pers neemt de tijd niet meer om uit nieuws een vorm van notulen te nijpen die vast staan, of om meer vaststaande verhalen te vormen dan wat een vergankelijke blik op de buitenwereld ze leert. Wat door nieuws gebracht wordt of wat het journaille je aanreikt, maakt je niet wijs, niets wijzer.
Overdonderd. Ontaard, maar ook ontdaan. Beïnvloed door de seriële stroom aan statussen die sociale sites hen serveren. Samen met gelijkgezinden stromen ze de straten op om te protesteren tegen het cynisme dat hen door pers en persoon gegeven werd. De straat op, bijna sektarisch, slogans scanderend waarvan men denkt ze te kennen, maar waarvan men in wezen maar de helft weet. Met woede, en een bijna waanzinnige waarneming van wat de wereld werd. De meute, die wereld, ons volk, diegenen met wie ik de Aarde deel, waarvoor ik me wil inzetten en waarvoor ik wens dat ze allen werkelijk beter worden, blijven zich, in toenemende mate, vergrijpen aan wat een streven boven hen hen inplant te herinneren. En de gevolgen zijn afschrikwekkend. We steunen diegenen die ons kwaad willen, die een vriend of vriendin de armoede in wensen, die soevereinen saboteren en die welwillenden wreken.
En dat brengt ons niets op buiten een verder verglijden in een richting die we niet kiezen, niet kunnen kiezen. Het electoraat bestaat nog slechts in vorm. Een fungeren als functie faalt wanneer onze wil frequent wordt vergeten of wanneer het in die mate getransmuteerd wordt dat ze een uiting lijkt van een hemiatactische stoornis. Waarin een deel slechts de aandacht krijgt en de andere hasseshelft onbezield overkomt, niet aangesproken wordt. Een pijnlijk observeren, een aangrijpend besef dat niemand kan negeren, is het.
Het gekeutel van politiek en kapitaal is niets meer dan een erkenning van een pathologisch verband tussen een vicieus pervers wereldbeeld en een platvloerse gezindheid naar aanzien.
Het gekeutel van politiek en kapitaal is niets meer dan een erkenning van een pathologisch verband tussen een vicieus pervers wereldbeeld en een platvloerse gezindheid naar aanzien.
Daar komen we nergens mee. Wat overblijft; een caput mortuum.
Een waardeloze rest.